Dinsdag zag ik alle kinderen voor het eerst. Woensdag zag ik
twee van de drie brugklassen twee uur op een dag. Aan het eind van de woensdag,
tijdens de laatste les, wist ik alle namen van één van die brugklassen. Ik
vertelde het aan één van de meisjes die voor me zaten.
‘Hoe heet ik dan?’ vroeg ze. Ik noemde haar naam.
‘En ik?’ klonk het meteen van een rij verder. Het jongetje
had meegeluisterd en mengde zich meteen in het gesprek. Ook zijn naam noemde
ik.‘En hij?’ Hij wees naar een andere jongen in de klas. Ook zijn naam wist ik. En om te bewijzen dat ik echt alle namen wist, heb ik meteen bij alle andere kinderen uit de klas de naam genoemd.
Na het noemen van de laatste naam werd er door iedereen
geklapt. ‘Wat goed van u,’ hoorde ik. En: ‘U bent de eerste!’
Hoe ik het voor elkaar heb gekregen om binnen twee dagen
alle namen van de leerlingen uit mijn hoofd te kennen? Ten eerste door van alle
leerlingen de naam te vragen bij het voorstellen. Ik heb ze niet allemaal
onthouden – het waren er misschien één of twee – maar het is in ieder geval
iets. Ten tweede door continu om de naam te vragen als ze hun vinger opstaken.
Of door zelf hun naam op te zoeken op het door-de-mentor-gemaakte
plattegrondje. Daarbij heb ik ook nog zelf een plattegrond gemaakt en voordat
ik de naam opschreef keek ik eerst de leerling aan en noemde ik zijn of haar
naam hardop.
Van deze ene brugklas ken ik nu iedereen bij naam. Van de
andere brugklassen ken ik bijna iedereen bij naam. Maar… Dat is alleen als ze
volgens het plattegrondje zitten. Zodra ze gaan wisselen weet ik het niet meer.
Want dan zitten Sanne en Anne niet meer naast elkaar. En Ilse en Ilse ook niet
meer…
Liefs!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten