Op maandag probeer ik altijd iets “informatiefs” online te
zetten. Bijvoorbeeld een werkvorm, een onderwijsvorm of iets over een
lesvoorbereiding. Deze post heeft de titel “verjaardagstaart”. Je zou dus
verwachten dat dit totaal niet informatief gaat worden, maar integendeel. Dat
is ‘ie wel.
In de tweede week van het schooljaar begon ik aan mijn
brugklas huiswerk te geven. Volgens sommige leerlingen gaf ik zelfs veel te
veel huiswerk. Dat merkte ik pas echt toen er twee leerlingen begonnen te
onderhandelen.
“Ah, mevrouw, wilt u alstublieft voor één keer geen huiswerk
opgeven?” vroeg leerling 1.
“Nee, sorry.” Die
sorry meende ik natuurlijk niet, maar het klonk wel zo beleefd.“Alstubliiiieft?,” probeerde leerling 2. Toen zei hij het toverwoord. “Dan bakken wij een taart voor u!”
Ik was om.
“Wat voor taart?” vroeg ik met twinkeloogjes.
“Uw lievelingstaart!” riep leerling 1, blij dat hun plan was gelukt.
“Lekker! Doe dan maar appeltaart.”
“Met kaneel?” vroeg leerling 2.
Ik knikte heel hard ‘ja’. “Maar dan wil ik hem wel op 8 oktober, dan ben ik jarig.”
“Hoeveel kaarsjes moeten erin?” vroeg leerling 1.
“Tweeëntwintig.”
En zo geschiedde. Ik sprak daarna nog met de leerlingen over
de appeltaart, over dat het misschien ook handig was als er een tweede taart
gebakken zou worden (“Ja, we gaan ook een abrikozenvanilletaart met stukjes
chocola maken!”) en over dat ze zo blij waren dat ze geen huiswerk meekregen op
8 oktober.
Wat is dit dan voor informatiefs? Nou… Zoals te lezen is in
bovenstaand dialoog praat ik met mijn leerlingen over véél meer dingen dan
alleen wiskunde of andere schoolzaken. De ene keer begin ik een gesprek met de
leerling, de andere keer – zoals over de verjaardagstaart – begint een
leerling. Het maakt ook helemaal niet uit wie er begint, als er maar gepraat
wordt. Als ik terugdenk aan mijn docenten van vroeger, kan ik me dit soort
gesprekken niet herinneren. De gesprekken gingen over wiskunde, Duits, techniek
of over scheikunde, maar nooit over verjaardagstaarten of vakantieplannen. En
dat is toch wel iets wat ik altijd een klein beetje heb gemist. Als ik mijn
mentor van de tweede klas tegenkwam in de gangen, zei hij me nooit gedag. In de
klas wist hij mijn naam niet. De jaren daarna keek hij me niet eens meer aan en
ik betwijfel of hij ook maar iemand uit mijn klas kan herinneren. Al kan een
docent nog zo goed uitleggen (hij
overigens niet, maar dat terzijde), als een docent geen band heeft met de
leerlingen, is hij wat mij betreft geen goede docent. Een docent moet voor een
veilige leeromgeving zorgen en één van de onderdelen daarvan is een band kunnen
opbouwen met de klas of een individuele leerling (sommige docenten gaan hier heel ver in en gaan een (seksuele) relatie
aan met een leerling, maar dat ook terzijde).
Naast het feit dat de meeste van mijn leerlingen het leuk
vinden als ik een kletspraatje met ze maak, vind ik het zelf ook heel erg fijn.
Zeker aan het begin van het schooljaar is het handig om de leerlingen zo beter
te leren kennen en de namen van de leerlingen te kunnen onthouden. Ik ga door
de goede band met mijn leerlingen met plezier naar mijn werk en dat vind ik
heel belangrijk.
Hoe de taarten hebben gesmaakt, weet ik pas op de dag dat ze
voor mijn neus staan. En ik moet zeggen dat ik er nu al naar uit kijk!
Liefs!
P.S. Die leerlingen hadden natuurlijk niet door dat ik ze de
lessen voor én na mijn verjaardag wat extra huiswerk heb opgegeven om het te compenseren.
Ach, wat niet weet, wat niet deert. En wie weet krijg ik nog een keer zo’n
aanbod en dan in ruil voor een reep chocola!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten